In 937 valt een alliantie van Ieren en Schotten de Engelse koning Æthelstan aan in Noord-Engeland. Ze willen de koning van hun buurland verslaan, maar Æthelstan heeft een troef achter de hand: Viking-huursoldaten.
Tijdens de Slag bij Brunanburh in Northumbria vecht de IJslandse Viking Thorolf Skallagrímsson aan Engelse kant. Thorolf draagt geen maliënkolder, en als de Schots-Ierse alliantie op het punt staat de slag te winnen, gebeurt er iets: Thorolf ontsteekt in berserkerwoede.
Volgens de 13e-eeuwse Egils saga gooide Thorolf zijn schild op zijn rug en begon hij de Schotten en Ieren neer te maaien met zijn tweehandige speer. Uiteindelijk stond de berserker tegenover de leider van de vijand, een machtige graaf.
‘Toen zette hij zijn speer tegen de borst van de graaf en stak hem door zijn maliënkolder en lichaam, zodat hij er tussen zijn schouders weer uit kwam. Toen trok Thorolf zijn zwaard en sloeg om zich heen. Zijn mannen volgden hem, zodat velen stierven.’
Æthelstan won dankzij de Vikingen. Woeste berserkers zoals Thorolf waren een superwapen dat in de Vikingtijd vaak een beslissende rol speelde op het slagveld.
Lees hier alles over het geheim van deze elitekrijgers.
De berserkergang was al heel oud
Een berserker was in de Vikingtijd een strijder die op het slagveld door zo’n hevige woede werd overvallen dat hij zich zonder angst volledig overgaf aan de strijd. Omdat berserkers niet bang waren voor de dood, vochten ze zonder maliënkolder, die in de Vikingtijd wel 10 kilo kon wegen.
Het woord ‘berserker’ komt waarschijnlijk van bar serk – blote huid – wat betekent dat ze met ontbloot bovenlijf vochten. Sommige taalkundigen denken echter dat het woord ‘berenhuid’ betekende, omdat berserkers vochten in berenvellen.
Hoe dan ook, de onverschrokken en halfnaakte strijders bestonden al lang voor de Vikingtijd, volgens historicus Michael P. Speidel. Een beeldje uit Kernosovka in Oekraïne uit 3000-4000 v.Chr. stelt een naakte krijger voor met een riem, lang haar, drie bijlen, een knots en een speer.
De berserkers van de Vikingen waren niet de enigen die vol overgave vochten op het slagveld. Verschillende andere culturen hadden ook hun eigen wilde en onbevreesde krijgers.
© World History Archive/Imageselect
Azteken dansten de hele nacht
De Quachic waren Azteekse elitesoldaten die hadden gezworen dat ze zich nooit terug zouden trekken. In ruil hiervoor kregen ze privileges, zoals toegang tot prostituees. De Quachic kwamen in extase door de hele nacht naakt te dansen.
© Granger/Imageselect
Indianen renden op pijlen af
De Oglala-stam in het huidige South Dakota had een bijzondere groep krijgers die gezworen hadden om te blijven vechten tot de dood. Zonder angst renden zij op vijandige boogschutters af, die ze spietsten met scherp gemaakte hertenhoeven.
© Immanuel Giel
Onverschrokken krijgers maakten ‘amok’
Langs de Malabarkust in India zag de Nederlander Johan Nieuhof in 1662 de Amok-krijgers: ‘Als wildemannen rennen ze op hun vijanden af, iedereen is bang voor ze.’ Het woord amok betekent ‘wilde strijder’ in het Maleis.
Volgens Speidel werkten berserkers ook als huursoldaten in het Assyrische leger, toen koning Tukulti-Ninurta in 1228 v.Chr. de Babyloniërs versloeg. Na zijn triomf liet de koning een overwinningsgedicht schrijven:
‘Woedend renden ze zonder harnas naar het front. Ze hadden hun borstplaten uitgedaan, hun kleren afgeworpen, hun haar opgebonden en hun wapens gepoetst.’
Ook de Kelten stonden erom bekend dat ze naakt de strijd aangingen met de militair superieure Romeinen. In het eerste millennium n.Chr. verdween deze tactiek echter uit Europa – behalve in Scandinavië.
Schoonhaar nam berserkers mee
In 1734 vond een boer in het zuiden van Denemarken de kleinste van de twee beroemde Gallehus-hoorns. De vondst werd gedateerd rond 400 n.Chr. en op de hoorn stonden onder andere twee naakte berserkers: een met zwaard en schild en een met een gehoornde helm.
Hoewel de helmen van de Vikingen geen hoorns hadden, zijn dit soort helmen wel bekend uit de vroege middeleeuwen. Op sommige van deze helmen staan berserker-achtige figuren en mannen die dansen in dierenhuiden. Volgens sommige geleerden, bracht de dans de krijgers in trance voor een gevecht.
De eerste vermelding van Viking-berserkers dateert van omstreeks 900. In de Haraldskvæði beschrijft de Noorse dichter Thorbjörn Hornklofi de Slag bij Hafrsfjord, waar de Noorse koning Harald Schoonhaar Noorwegen verenigde.
Toen de langschepen bij Hafrsfjord voor anker waren gegaan, waren de berserkers volgens het gedicht de eerste die aan land sprongen:
‘De berserkers schreeuwden, de strijd was begonnen/de wolfshuiden schudden hun speren.’
De wolfshuiden waren strijders die wolfshuiden (of wolfsbont) droegen en ook een soort berserkers waren.
Volgens de Egils Saga kwam Harald Schoonhaar naar de veldslag bij Hafrsfjord met 12 berserkers in zijn voorste langschip. Het lijkt er dus op dat de berserkers een soort elitesoldaten waren, maar ook fungeerden als voorhoede die de strijd begon.
Archeologe Jeannette Varberg heeft erop gewezen dat berserkers misschien ook werden ingezet voor de zogenoemde svinfylking – een wigvormige groep krijgers die zich op de vijandelijke frontlinie stortte om deze te vernietigen.
Odins krijgers beten in schilden
Het lijkt erop dat de berserkers een hoge maatschappelijke status hadden en vaak krijgsheren waren. In de saga’s worden berserkers vaak afgeschilderd als vrouwenrovers, wat volgens onderzoekers een nalatenschap kan zijn van een tijd dat gewone mannen hun vrouwen ter beschikking stelden wanneer er machtige krijgers op bezoek kwamen.
De berserkers waren nauw verbonden met Odin, een naam die ‘de woedende’ betekent. In de Proza Edda uit 1225 beschrijft de IJslandse historicus Snorri Sturluson de berserkers als de krijgers van Odin:
‘Odin kon bewerkstelligen dat zijn vijanden in de slag blind, doof, of van angst vervuld werden, en dat hun wapens net zo scherp werden als bezems. Zijn mannen vochten zonder harnas en gedroegen zich als dolle honden of wolven, beten in hun schilden, waren sterk als beren of stieren. Ze doodden mensen, en vuur noch ijzer kon hen schaden. Zoiets wordt berserkerwoede genoemd.’
Een 12e-eeuws schaakstuk dat gevonden werd op het Schotse eiland Lewis, stelt waarschijnlijk een berserker voor die in zijn schild bijt. Volgens de historicus Speidel was dit een poging om beren te imiteren:
‘Door snel in een schild te bijten, kan men het geluid van een beer nabootsen die met zijn tanden klappert voor een aanval.’
Wetenschappers proberen nog steeds de razernij en het totale gebrek aan angst van de berserkers te verklaren. De berserkerwoede is geïnterpreteerd als een psychose, een epileptische aanval of het effect van het eten van vliegenzwammen.
Volgens een theorie van botanicus Karsten Fatur gebruikten de berserkers geen vliegenzwammen, maar zaadjes van het giftige bilzekruid. Het effect van bilzekruid komt overeen met de Oudnoordse beschrijvingen van de berserkers: rillingen, een rood hoofd, en braakneigingen en hallucinaties na afloop van de berserkerwoede.
Fatur denkt dat het bilzekruid de berserkers minder gevoelig maakte voor pijn en dat de zaadjes hun bloeddruk verlaagden, waardoor ze in de strijd minder bloed verloren – wat de geruchten over hun onkwetsbaarheid versterkte.
Er is bilzekruid gevonden in het graf van een völva (zieneres) bij de Deense Vikingburcht Fyrkat. Deze ontdekking geeft aan dat de Vikingen bekend waren met de hallucinogene werking van de plant.
Er is echter nog geen concreet bewijs gevonden dat de berserkers bilzekruid of vliegenzwammen gebruikten om hun berserkerwoede te ontketenen.
Na de Vikingtijd kregen de verhalen over de berserkers een nogal mythologisch karakter. Zo kon de berserker Bödvar Bjarki zichzelf, volgens de saga’s, veranderen in een woedende beer.
Bödvar Bjarki leefde vermoedelijk in de tijd van de legendarische Deense koning Rolf Krake in de 5e eeuw. Het verhaal van deze berserker is te vinden in de Gesta Danorum (Daden van de Denen) van de historicus Saxo (rond 1200) en in de middeleeuwse vertelling Hrólfs saga kraka.
In dit verhaal wekte de jonge strijder Hjalti tijdens een veldslag de ogenschijnlijk slapende berserker Bödvar Bjarki. Toen hij wakker werd, was hij woedend. Zijn geest had namelijk – in de gedaante van een beer – gevochten voor koning Rolf en veel vijanden gedood op het slagveld.
Nu was de trance verbroken en kon de berserker niet garanderen dat hij – in menselijke gedaante – even goed kon vechten.
Bödvar Bjarki lijkt een beetje op de legendarische held Beowulf. Ze komen beiden uit Götaland in Zweden om de Deense koning te helpen. Vanwege deze parallellen denken sommige wetenschappers dat de verhalen over Beowulf en Bödvar Bjarki een gemeenschappelijke – maar onbekende – oorsprong hebben.
Berserkers werden sprookjesfiguren
Toen het christendom in het jaar 1000 de officiële godsdienst van IJsland werd, kwam er een einde aan de tijd van de berserkers op het eiland. De berserkerwoede werd gezien als een heidens ritueel en verboden.
Maar de Vikingen waren hun oude vaardigheden nog niet vergeten. Toen een groep Groenlandse Vikingen rond 1020 in Vinland, Noord-Amerika, door Indianen werd aangevallen, liet de Vikingvrouw Freydís zien dat ook vrouwen ‘berserkers’ konden zijn.
Volgens Eiríks saga rauða pakte ze het zwaard van een dode man, ontblootte haar borsten en hakte er woedend op los met het zwaard. De indianen waren verbijsterd en vluchtten weg, aldus de saga.
‘Hij rende voor zijn mannen uit en sloeg om zich heen, helmen en maliënkolders versplinterden onder zijn slagen.’ Beschrijving van de laatste berserkerwoede uit de Vikingtijd
Naarmate het christendom terrein won, werden de berserkers gereduceerd tot sprookjesfiguren uit het verleden. In de mondelinge overlevering werden naakte krijgers en strijders die beren- en wolfsvellen droegen met elkaar verward en kregen ze magische eigenschappen.
Toen de Deense historicus Saxo Grammaticus rond 1200 zijn Gesta Danorum (Daden van de Denen) schreef, zag hij de berserkers als reuzen die alleen met knuppels konden worden gedood.
Volgens Saxo vocht de legendarische koning Halfdan met een 4,5 meter hoge berserker. Toen Halfdan de reus uitdaagde, werd de berserker zo kwaad dat hij stukken van zijn schild afbeet en zes van zijn eigen mannen vermoordde.
Koning werd berserker
Hoewel er in de middeleeuwen volop oorlog werd gevoerd, waren de berserkers niet meer nodig, zegt Speidel. De legers werden steeds gedisciplineerder en beter uitgerust, en halfnaakte krijgers waren een gemakkelijk slachtoffer.
Toepasselijk genoeg eindigde de Vikingtijd – volgens de saga’s – met een berserkeraanval. In 1066 viel de Noorse koning Harald Hardråde Engeland binnen.
De beslissende slag vond plaats bij Stamford Bridge, en de saga vertelt: ‘Hij (de koning, red.) rende voor zijn mannen uit en sloeg om zich heen, helmen en maliënkolders versplinterden onder zijn slagen. Zo ging hij door de menigte van zijn vijanden heen, zodat iedereen die bij hem in de buurt kwam, wegvloog als kaf in de wind.’
Maar koning Harald kreeg een pijl in zijn nek en stierf – de Noren verloren. De mislukte invasie van Harald wordt vaak gezien als het einde van de Vikingtijd, en dus ook van het tijdperk van de berserkers.
Maar de verhalen over de berserkers leefden voort in de saga’s, en daarom zijn we de woeste krijgers uit de Vikingtijd nog steeds niet vergeten.
- Jeanette Varberg: Viking – ran, ild og sværd, Gyldendal, 2019
- Michael P. Speidel: Ancient Germanic Warriors: Warrior Styles from Trajan’s Column to Icelandic Sagas, Taylor and Francis, 2002